Monitoring en evaluatie

Adaptieve strategieën in de regio

Om op tijd te kunnen schakelen, is actieve monitoring cruciaal. Een strategie is pas adaptief als deze gemonitord wordt en op basis van die uitkomsten eventueel aangepast wordt. Hiervoor moet de ontwikkeling van de verschillende factoren waarop de strategie gebaseerd is, gemonitord worden. Bij elke provincie is hier aandacht voor; veel zijn bezig om de precieze monitoringsaanpak uit te werken of hebben dit al gedaan. De drinkwaterbedrijven nemen ook deel aan een benchmark, mogelijk kan die ook dienen als monitoringsinstrument.

De provincie Gelderland beschrijft bijvoorbeeld dat ze beginnen met een “adaptieve strategie 1.0” en dat dit een cyclisch proces is. In de volgende versies van de strategie kunnen andere onderwerpen aan bod komen afhankelijk van (maatschappelijke) ontwikkelingen, kennis en behoeften.

De provincie Fryslân houdt in haar adaptieve aanpak drie hoofdfactoren in de gaten: ontwikkeling van de drinkwatervraag; ontwikkeling van het (drink)wateraanbod; ontwikkeling van bodemenergiesystemen en andere activiteiten in de ondergrond. Hieronder valt een aantal factoren zoals bijvoorbeeld ontwikkeling van verzilting (onder ‘aanbod’). Door deze elementen te monitoren en driejaarlijks te evalueren, kunnen tijdig maatregelen getroffen worden om de drinkwatervoorziening altijd veiliggesteld te houden.

In Flevoland speelt monitoring ook een sleutelrol in de adaptieve aanpak. Hierin staan ook drie factoren centraal: ontwikkeling van de drinkwatervraag, maatschappelijke ontwikkelingen en technologische ontwikkelingen. Hierbij wordt periodiek afgestemd met waterbedrijf (jaarlijks over ontwikkelingen in de drinkwatervraag en de ruimtelijke ontwikkelingen die daarop van invloed kunnen zijn) en met de buurprovincies. 6-jaarlijks worden gebiedsdossiers opgesteld samen met gemeenten, waterschap en andere betrokken partijen waarin een evaluatie plaatsvindt.

Monitoring op landelijk niveau

Het verankeren van de resultaten van de drinkwaterverkenningen op nationaal niveau geeft ook de mogelijkheid om op dat niveau monitoring te organiseren. Dat geldt voor de voortgang en het definitief vastleggen van de ASV-gebieden in alle regio’s en het borgen van een passende bescherming ervan (verdere uitwerking en implementatie herijking van het beschermingsbeleid). Hierbij wordt tevens de relatie gelegd met de voortgang van vaststelling en begrenzing NGR en de relatie tussen NGR en ASV.

Ook moet landelijk gestimuleerd worden dat de afstemming tussen bodemenergie en drinkwater, welke regionaal plaatsvindt, blijft plaatsvinden. Die afstemming kan breder zijn dan enkel bodemenergie en kan ook gelden voor andere bodemopslag zoals CO2, gas/olie e.d.

Verder kan het Rijk op de volgende onderdelen monitoren:

  • Samen met medeoverheden en de drinkwatersector, mede op basis van bestaande analyses, periodiek de staat van de drinkwaterbronnen (kwaliteit) monitoren en de voortgang van maatregelen. De uitkomsten van deze monitor moeten bestuurlijk besproken worden om zo vinger aan de pols te houden;

  • Qua internationale samenwerking continueert het Rijk, in afstemming met medeoverheden en de drinkwatersector, gesprekken over waterkwaliteit met de bovenstroomse landen. Hierbij agendeert zij nadrukkelijk de kwaliteit van oppervlaktewater- en grondwaterbronnen, waaronder het Maasstroomgebied, voor de bereiding van drinkwater en maakt indien nodig aanvullende afspraken over het terugdringen van verontreinigingen.

Een duurzame inpassing van de drinkwatervoorziening in een robuust watersysteem is urgent. Dit vraagt blijvende aandacht voor de ontwikkeling van vraag aan de ene kant en het aanbod (zowel kwantitatief als kwalitatief) aan de andere kant in een maatschappelijke context breder dan alleen (drink)water. Goede monitoring is dus cruciaal. Ook is goede afstemming met de fysieke leefomgeving, andere gebruikers van het watersysteem en van de ondergrond cruciaal om de verschillende transities goed op elkaar af te stemmen.